Met twee kinderen is het steevast een beestenboel in huis. Je ruimt op, draait je om, en alle speelgoed is weer uit de kast getrokken. Hetzelfde geldt trouwens voor de tuin: overal stoepkrijt, knikkers, emmertjes en ballen. Menig speeltuineigenaar zou jaloers zijn op mijn binnen- en buitenspeeltuin.
Echte beestenboel
Toch wil ik het niet over deze figuurlijke beestenboel in de tuin hebben, maar over de ‘letterlijke beestenboel’: bijen, vlinders, egels, vogels en insecten. Het gaat namelijk slecht met deze dieren: het aantal vlinders is in ruim een eeuw met 84% afgenomen, 181 van de 358 bijensoorten staat op de rode lijst, en ook met de andere insecten gaat het slecht.
Dat is zonde, want de kleine beestjes vormen een belangrijk onderdeel van ons ecosysteem. Bovendien wordt dat ecosysteem bedreigd door klimaatverandering. Raakt een ecosysteem verstoord door bijvoorbeeld temperatuurverandering en droogte, dan zullen diersoorten verdwijnen.
Daarom hebben de (kleine) dieren onze hulp nodig, bijvoorbeeld door de tuin te ‘verdiervriendelijken’. Maar wat kun je concreet bijdragen aan de beestenboel in de tuin? Deze 10 tips helpen je hopelijk op weg!
Tip 1: je huisdier de deur uit (of juist niet)
Huisdieren zijn meestal groot fan van klein (on)gedierte, maar dan vooral om mee te spelen of op te eten. Een goede start is daarom om je huisdier de deur uit te doen. Of juist niet, door hem lekker binnen te houden. Nu weet ik uit eigen ervaring dat het onmogelijk is om een ‘buitenkat’ binnen te houden, dus laat ik me richten op realistischere opties.
Tip 2: maak er een beestenboel van
Wil je een beestenboel? Help de dieren dan een handje door er zelf een beestenboel van te maken. Laat bladeren en dode takken dus liggen; dieren gebruiken dat als beschutting en om nestjes te bouwen. Ook onkruid (zoals brandnetels) kun je in een hoekje van de tuin gerust laten staan, want vlinders leggen hier graag hun eitjes op. Niet op hoeven ruimen, heerlijk toch?
Tip 3: hoe minder tegels, hoe beter
Dieren hebben praktisch niets aan verharding. Heb je dus ongebruikt terras liggen, haal de bestrating dan weg. Het verbetert ook nog eens de afwatering bij een stevige regenbui, dus je slaat twee vliegen in één klap. Al moet je dat laatste misschien juist niet doen in een diervriendelijke tuin.
Tip 4: variëren in hoogte en begroeiing
Het is natuurlijk het leukst als er verschillende dieren in je tuin terechtkomen. Probeer daarom te variëren in hoogte (laag gras, middelhoge struiken en een hoge boom) en verschillende soorten planten te gebruiken (bloemen, struiken, bomen). Zo kom je aan de wensen van alle beestjes tegemoet.
In dit document (pdf-bestand) vind je een overzicht van verschillende soorten begroeiing en de aantrekkingskracht op dieren. Handig als je een voorkeur hebt.
Tip 5: een insectenhotel
Een insectenhotel aan de schutting of muur (gericht op het zuiden) ziet er hartstikke gezellig uit, en het trekt ook bijen en ander vliegend gedierte aan. Vergeet dan niet ook te zorgen voor bloemen met voldoende stuifmeel in je tuin. Bijen leggen dat namelijk bij hun eitjes neer (zorgzame beestjes zijn het!), en dat scheelt vliegen voor je.
Tip 6: wilde planten en bloemen
Een strak gazon met tulpen in rechte rijtjes is natuurlijk mooi, maar daarvoor kun je ook naar de Keukenhof. Doe daarom eens wild en strooi met zaden van wilde bloemen, of kies voor een wilde plant. Het staat hartstikke vrolijk en vergt nauwelijks onderhoud (anders is het niet meer wild).
Bij Natuurmonumenten kun je trouwens een gratis pakket met bloemzaadjes bestellen. Kijk voor meer informatie op de website.
Tip 7: water in je tuin
Dieren worden gelukkig van water, en dat hoeft echt geen vijver met vissen, een fonteintje en gaas tegen de reiger te zijn. Met een schoteltje of een emmer water maak je de vogels ook al blij. Het enige probleem dat wij hierbij ervaren is de mug: die houdt ook van (stilstaand) water. Door het regelmatig te verversen, voorkom je dat gelukkig.
Tip 8: een natuurlijke schutting
Schuttingen van hout en steen zijn een onoverwinbare hindernis voor (kleine) dieren. Het is daarom de moeite waard om een natuurlijke haag te overwegen. Dat is milieu- en natuurvriendelijk. Overigens vind ik de conifeer erg lelijk, maar er zijn voldoende mooie alternatieven!
Tip 9: de groene stadstuin
Ook in een bescheiden stadstuin of op een balkon kun je trouwens best een bloemetje bijdragen: koop een leuke pot voor (wilde) bloemen, een mooie struik voor tegen de schutting of een insectenhotel voor aan de muur. Of overweeg eens een geveltuintje aan de straat. Alle bee(s)tjes helpen, toch?
Tip 10: de straat op
Bovendien is er ook op openbaar terrein voldoende groen te winnen. Een leuk initiatief is guerilla gardening, ‘stiekem’ braakliggende of verwaarloosde stukken terrein vergroenen. Een beetje brutaal zijn mag, maar zorg wel dat het binnen de regels van de gemeente blijft.
Wil je echt netjes blijven, dan kun je natuurlijk ook altijd de gemeente een bericht sturen. Bijvoorbeeld met het voorstel om stukken berm in het voorjaar minder vaak te snoeien zodat er hogere begroeiing ontstaat. Het ziet er leuker uit dan een gemaaid stuk gras, en je doet de dieren en plezier!
Dilemma’s
Deze tips zijn natuurlijk hartstikke leuk, maar het is soms makkelijker gezegd dan gedaan. Je huisdier doe je immers niet zomaar de deur uit. We hebben niet allemaal van nature groene vingers. En je buren kunnen je best vreemd aankijken als je de onderhoudsvriendelijke schutting wilt vervangen door een haag…
In dat geval kan het handig zijn om met kleine stapjes te beginnen: strooi eens wat bloemzaad in je tuin, hang een vogelhuisje op of verwijder een paar tegels uit je tuin. Het zijn juist ook dit soort (bijna symbolische) aanpassingen waar dieren je dankbaar voor zullen zijn. En smaakt het naar meer? Dan kun je altijd nog aan de slag gaan met die schutting!
De beestenboel bij ons
Ik doe zelf ook mijn uiterste best om onze tuin beestjesvriendelijk te maken, al blijkt dat wel wat lastig. Omdat de tuin ‘ingebouwd’ is, komt kruipend gedierte (zoals de egel) niet bij ons, en ook vogels zijn ook een lastig verhaal vanwege onze kat Pluisje (die naam was niet mijn keuze, dat wil ik graag even benadrukt hebben).
Daarom richt ik me vooral op insecten en ander klein gedierte. En dat gaat hartstikke goed! Mijn jongste wordt trouwens niet echt blij van die beestenboel in de tuin; bij het minste of geringste insect rent ze gillend naar binnen. Ach, kan zij daar haar figuurlijke beestenboel weer maken, maak ik er in de tuin een beestenboel van..
Door: Michael Doove